't Hof Remstee, de boerderij van de akkerbouwfamilie Janse, naar Gronings model gebouwd in 1927

Een historische locatie

Op deze pagina geven wij u graag achtergrondinformatie over de directe omgeving, de familie die de boerderij liet bouwen, de bedrijfsactiviteiten en het gebouw.

't Hof Remstee in 1930

Landbouwer Jan Janse, die vanuit Zeeland via Groningen in het Zuid-Hollandse Zoetermeer terecht kwam

Huidige situatie 2023

't Hof Remstee in 1950

Het onstaan van de hoeve

De Zegwaartseweg is al in de dertiende eeuw aangelegd en vormde samen met de veendijk aan de andere zijde van de wetering de basis voor de ontginning van het veengebied. Zo ontstonden de Binnenwegsepolder en de Palenstynsepolder die door de dijkweg werd doorsneden. Beide polders waren in de zeventiende eeuw door veenwinning grotendeels onder water komen te staan.


Het water zorgde voor overstromingsgevaar waardoor het noodzakelijk werd om de polders droog te malen. Dit gebeurt voor de Binnenwegsepolder omstreeks 1706 waarna het land als bouwland in gebruik wordt genomen. De Palenstynsepolder wordt in de jaren 1760-1762 door een reeks poldermolens drooggelegd. Net als de Binnenwegsepolder wordt de polder verkaveld en het land als wei- en bouwland in gebruik genomen.

De landbouw begint een steeds grotere rol te spelen in het gebied. In de tot dan toe nog vrijwel onbebouwde strook langs de Zegwaartseweg verrijst langzaam maar zeker steeds meer bebouwing. Het perceel waar Zegwaartseweg 61 staat komt in 1926 tot ontwikkeling.

Omdat er in Zeeland geen landbouwbedrijf te vinden was en er in Groningen meer mogelijkheden lagen, is de familie Janse in 1920 hun landbouwbedrijf gestart in Groningen. De boerderij in Groningen werd in 1926 echter opnieuw openbaar verpacht. Aangezien de familie niet voor een abnormaal bedrag de boerderij wilde pachten, is men aan de Zegwaartseweg in Zoetermeer terecht gekomen.

De kaart van de Binnenwegsepolder die in 1635 werd gemaakt. Het noorden bevindt zich linksonder.
(HHR, afbeeldingsnummer A-1310)

Palenstynse Polder

De drooggelegde Palenstynese Polder en de verkaveling van het gebied op de kaart die in 1763 door Klaas Vis werd vervaardigd. De plek van de rode stip is de locatie waar in 1927 't Hof Remstee werd gebouwd.
(HHR, afbeeldingsnummer A-1312)

De originele bouwtekening van de boerderij

Bouw van de boerderij in 1927

Generaties terug was de familienaam Remstee. ’t Hof betekende in Zeeland boerderij, hoeve zegt men in deze regio. ’t Hof Remstee is de naam die de familie de boerderij pas later heeft gegeven. In februari 1927 is men begonnen met de bouw en in augustus waren de boerderij en de bedrijfsgebouwen klaar. Het bedrijf was 60 hectare groot en onderscheidde zich van de meeste andere omdat het een zuiver akkerbouwbedrijf was. De boerderij is naar Gronings model gebouwd; met een driekapschuur. Zo verrees er een Groningse boerderij met een Zeeuwse naam in de Binnenwegse Polder van toen nog gemeente Zegwaart.

Het geheel wordt ontworpen door de architect/bouwkundige L. Dekker uit Zevenhuizen die samenwerkt met firma De Graaf uit Moerkapelle. Het complex is binnen de omgeving van Zoetermeer een vreemde eend in de bijt te noemen. Karakteristiek voor de streek is namelijk het boerderijtype waarbij het woonhuis en het bedrijfsgedeelte onder hetzelfde dak zijn geplaatst, en gescheiden worden door een brandmuur. Het bedrijfsgedeelte is doorgaans driebeukig en geplaatst onder een zadeldak. De boerderij aan Zegwaartseweg wijkt daar in alles van af.

Het boerderijcomplex dat door Dekker wordt ontworpen bestaat uit een woonhuis dat middels een tussenlid is verbonden met een zeer grote drieledige schuur. Het woonhuis van de boerderij wordt ontworpen in een voor die tijd kenmerkende architectuur die duidelijk geënt is op de vormentaal en detaillering van het burgerlijke woonhuis. De gevels die direct in het zicht waren, werden dan voorzien van accenten in het metselwerk of opvallende topgevels. De ontwikkeling waarin een meer duidelijke scheiding tussen wonen en werken ontstond, vond zijn oorsprong grofweg in de achttiende eeuw. Vanaf deze periode worden de oude woongedeelten aan de nieuwe woonwensen en -eisen aangepast.

Woonhuis Remstee Hoeve

Image Description

Luctor et Emergo

Vanaf de achttiende eeuw wordt de uitstraling van de boerderijen en de bijgebouwen rijker, en de ontwikkeling van deze tendens komt vanaf het midden van de negentiende eeuw goed op stoom. De vormtaal, woonhuisopzet en detaillering zoals deze in de genoemde periode in de burgerlijke bouwkunst worden toegepast, vinden hun weg in de opzet en vormgeving van de boerenwoningen. In die periode was het niet ongebruikelijk dat de boer zijn, relatieve, welstand aan de buitenwereld toonde. Uiteraard ging de meeste aandacht uit naar de gevels die vanaf de openbare weg zichtbaar waren. Maar ook de zichtbare gevels van het bedrijfsgedeelte en de bijgebouwen worden door de toepassingen van opvallende ontlastingsbogen boven de gevelopeningen en het gebruik van kleurig geglazuurde bakstenen of verblendstenen verlevendigd.

Veelal werd voor de opzet en detaillering geput uit de voorbeeldboeken voor bouwkunst die in de in deze periode veelvuldig werden geraadpleegd. Een eclectische architectuur, waarbij elementen uit verschillende architectuurstromingen door elkaar worden gebruikt, lijkt het meest favoriet te zijn binnen de boerenwoonhuizen. Voor de buitenwereld was zo zichtbaar dat de boer 'goed boerde', en zich een goed en representatief woonhuis kon veroorloven. Een huis dat ook duidelijk was bedoeld als woning, en geen verlengde was van het bedrijfsgedeelte, zoals in vroeger tijden. De bijgebouwen werden in dezelfde geest ontworpen, maar veelal iets terughoudender qua detaillering.

Het woonhuis van de boerderij Zegwaartseweg 61, die door Janse Luctor et Emergo wordt genoemd en later door zijn zoon tot ‘t Hof Remstee zal worden omgedoopt, is zorgvuldig, maar evengoed erg sober van uitstraling.

De driekap bij hoeve De Boltemaheerd te Zijldijk in Groningen.
(Bron: Havik 1988)

Driekap bedrijfsgedeelte

Typologisch is het bedrijfsgedeelte te duiden als een driekap zoals deze in de Achterhoek en Groningen te vinden zijn. Het ligt uiteraard voor de hand dat Janse in de tijd dat hij in Scheemda zijn bedrijf uitoefende bekend is geraakt met dit type. In Groningen ontwikkelt het type zich vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw. Door toegenomen akkerbouw, mede als gevolg van landaanwas door de inpolderingen en de latere opkomst van kunstmest, ontstond de behoefte aan grotere opslagcapaciteit. In eerste instantie werd de bestaande schuur uitgebreid met een kleine bijschuur, maar deze bijschuren worden qua omvang uiteindelijk even groot als de hoofdschuur. De bijschuren worden evenwijdig aan de grote schuren gebouwd, maar niet aangrenzend. Een smalle gang, het tochtgat, scheidt de bouwdelen. Later worden de schuren ineengeschoven gebouwd en ontstaat een schuur met twee zadeldaken: de tweekap. De opzet van ingeschoven delen is praktisch en leidt tot de driekap waarbij de uiterste delen tweebeukig zijn uitgevoerd.

De indeling van het interieur wordt gevormd door een grote open ruimte die is ingedeeld in afwisselend een deel met doorrit, en een tasruimte. In de tasruimten wordt de oogst opgeslagen, dit deel betreft de werkruimte waar de karren naar binnen werden gereden om geladen of gelost te worden. Zoals gebruikelijk is de middelste deel het grootste. Langs de rechter bouwmuur strekt de koestal zich uit en aansluitend op de koestal bevindt zich tegen de achtergevel een paardenstal. Bepalend voor de indeling is de hoofddraagconstructie die bestaat uit dwarsgebinten met dekbalken waarvan de gebintstijlen op een betonnen poer zijn geplaatst. De constructie is geheel van machinaal gezaagde grenenhouten delen vervaardigd en het samenstel van de constructiedelen wordt met bouten en draadnagels gezekerd.

De boerderij functioneert naar behoren waardoor er nauwelijks ingrijpende aanpassingen aan het complex worden doorgevoerd. Achter het bedrijfsgedeelte bevond zich een vrijstaande schuur die rond 1970 werd verbonden met het bedrijfsgedeelte middels een één laags uitbouw onder een zadeldak. Hiervoor moesten enkele gevelopeningen worden aanpast. Later is deze uitbouw weer gesloopt. In het smalle deel, langs de linker bouwmuur, werd op een zeker moment een houten (berg)ruimte afgescheiden. Rond 1970 worden de koe- en paardenstal gesloopt ten behoeve van een geïsoleerde aardappelopslag. Hiervoor wordt de vloer geëgaliseerd en afgedekt met tegels en worden houten wanden met isolatiemateriaal geplaatst. Met uitzondering van het brede deel in het midden van het gebouw zijn alle vloeren vernieuwd.

In 2000 kwam aan de agrarische activiteiten een einde.

Gemeentelijk monument

De boerderij kreeg in 1993 de status van gemeentelijk monument: het is in de eerste plaats een zeldzaam type boerderij, bovendien heeft de hoeve een hoge architectuur- en cultuurhistorische waarde vanwege de herinnering aan de vroegere agrarische leefomstandigheden in het verstedelijkte Zoetermeer.

Hier komt de entree van de patio

Kathedraal van hout

Authentieke details, zoals de pilons op het dak, blijven gehandhaafd

Natuurlijk wordt ook het erf in ere hersteld

De Makelaars
Jenné I Baars I Jenné
Verkoopinformatie
Verheij Vastgoedontwikkeling
Ontwikkeling
Aannemingsbedrijf Houtman
Uitvoering
Ibelings van Tilburg architecten
Architect

Deze webpagina dient ter indicatie van de woningen en de woonomgeving. Op tekeningen en impressies is een indicatieve indeling weergegeven. Aangegeven maten kunnen afwijken van de werkelijkheid. Er zijn mogelijk opties ingetekend die niet standaard in de woning zijn voorzien. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan teksten, afbeeldingen en tekeningen.

Privacy statement